De bokser:Ter
educatie van vechters (2)
Ik heb eens gehoord van een meisje dat veel
op d’r kop had
gekregen. Zoveel dat ze vreselijk boos was geworden en alleen nog
maar bokser wilde zijn. Weet je wel, zo’n sterke man die voor
niemand bang is. De boze kant in haar was natuurlijk niet meteen
zo krachtig dat hij zijn machtige, wrede tegenstanders aankon. Daarom
oefende hij met een spiegel. Hij ging zo in zijn woede op dat hij
werkelijk meende een ander te raken. Hé, dat was
beter, zo kon je nog eens wat terugdoen. Al gauw vergat hij dat het
spiegelbeeld veel met hemzelf te maken had en ook wie zijn echte
vijanden waren.
Iemand die hem bezig zag, vroeg waarom hij op
een spiegelbeeld sloeg. De bokser antwoordde dat hij een slap meisje
lesjes leerde, “dat
zag je toch zo!” De ander zei: “Maar kijk nou eens goed,
je slaat een beeld van jezelf!” De bokser ontkende heftig,
want hij vond dat geen leuk idee: hij was sterk en zij was zwak.
De buitenstaander antwoordde: “Je spieren zijn zo krachtig
geworden dat je je echte tegenstanders vast de baas kunt”.
De bokser voelde zich door die opmerking wat
geprikkeld, maar ook gesterkt. Hij waagde het om niet in de spiegel
vóór
zich, maar in de tijd achter zich te kijken. Hij zag de mensen die
het meisje zo gekweld hadden en wilde zijn woede tonen. Tegelijkertijd
schoot door hem heen dat zijn kracht en dus hij zou verdwijnen
als hij zijn boosheid de vrije hand zou geven.
De buitenstaander zei: “Je hebt het mis:
een goede bokser zal moe zijn na een gevecht, maar hij komt weer
op krachten. Daarvoor heeft hij getraind en conditie opgebouwd.
Zo is het ook met jou. Je hebt lang getraind, jij hebt conditie,
jij kunt winnen!”
|